Een hork in de modder

Een hork in de modder“Kunt u mij helpen, we zitten met de auto vast in de modder”, vroeg een troosteloos uitziende vrouw door het raam van mijn auto. Ze was compleet verregend en zat onder de modder.

Het was dit najaar nat, erg nat en dat leidde tot onverwachte situaties. Ik kwam net bij een taxatie van een woonboerderij vandaan en het regende dat het goot. De weg naar de boerderij was van een zandpad door de regenval veranderd in een modderpad. Terwijl ik aan het keren was om weg te rijden van de boerderij klopte de vrouw onverwachts aan mijn raam.

Ik schrok van de aanblik van deze wat oudere vrouw die er zielig, hopeloos en verwilderd uitzag. “Waar staan jullie dan?” vroeg ik haar en nodigde haar gelijk uit om plaats te nemen in mijn auto. Na 10 minuten door de modder rijden zag ik de auto staan. Een aanblik vanuit de verte zei al genoeg. De auto zat tot aan zijn assen in de modder en het was niet moeilijk voor te stellen dat er geen beweging meer in te krijgen was.

We stapten uit, ik pakte een paraplu voor ons beide en we liepen naar de auto. Dat wil zeggen tot een meter of 5 voor de auto, want hij stond echt midden in een volledig onbegaanbaar gedeelte van wat eens een zandweg was geweest. Ik zag een persoon in de auto zitten en het raampje ging een klein beetje omlaag. “Wilt u mij er even uittrekken?” vroeg de man die achter het stuur zat. Ik was met stomheid geslagen en keek de vrouw aan. Emancipatie of niet maar welke kerel laat zijn vrouw in deze omstandigheden hulp zoeken. En dat terwijl je zelf er voor hebt gezorgd in deze situatie verzeilt te raken en droog in een warme auto blijft zitten.

“Ik wil u best helpen en u eruit trekken, maar wilt u dan de sleepkabel aan uw auto bevestigen?” vroeg ik. “Dat kan mijn vrouw wel doen, want die heeft toch al smerige schoenen” was het korte antwoord. Veel dingen in mij zeiden “Bart laat die kerel lekker smoren”, maar toen ik naar de vrouw keek bedacht ik me dat ook zij hulp nodig had en ik haar niet zo kon achterlaten.
Aangezien de hoeveelheid bagger enorm was, trok in mijn schoenen en sokken uit en liep op blote voeten naar de auto, bevestigde de kabel en trok de auto uit de bagger tot een gedeelte waar het pad weer redelijk begaanbaar was. Onderweg vroeg ik aan de vrouw of haar man slecht ter been was of zo, maar dat bleek niet zo te zijn.

Aangekomen op het begaanbare gedeelte stapte ik uit en maakte de kabel los. De vrouw stapte uit en bedankte me vriendelijk, de man draaide slechts zijn raam een stukje open en riep iets waaruit ik maar opmaakte dat het een bedankje moest zijn.

“Wat een hork” dacht ik terwijl ik mijn voeten weer enigszins aan het schoonmaken was en mijn sokken en schoenen weer aantrok. Toen ik wegreed en in mijn achteruitkijkspiegel keek zag ik de vrouw gebukt bij de auto staan en de bestuurder was nergens te zien. “Wat nu weer?” dacht ik, stopte en stapte uit. De vrouw stond te lachen en haar echtgenoot was net overeind aan het krabbelen. Blijkbaar uitgegleden bij het uitstappen. Vol modder stond hij daar hulpeloos te kijken naar zijn vrouw. Ik stapte in en reed weg terwijl ik een glimlach niet kon onderdrukken.

december 2010
jaargang 14 nr. 8